Visie

Voor vragen of opmerkingen over dit document: inez.castermans@ucll.be 

Intro  

UCLL kiest met deze visie op werkplekleren voor een duidelijk en concreet kader voor alle opleidingen in de hogeschool. Vanwege mogelijke terminologische verwarring over het begrip ‘werkplekleren’ creëerde de hogeschool een leidraad om over de verschillende programma’s, opleidingen en opleidingsniveaus heen een gemeenschappelijke taal te spreken. Een gemeenschappelijke taal die weliswaar de nodige ruimte laat voor de eigenheid van iedere opleiding. 

Een duidelijk, gemeenschappelijk kader is eveneens belangrijk voor al onze studenten en onze werkveldpartners. Helderheid scheppen over het doel en de gebruikte leer/werkvorm van ieder leermoment waar het werkveld bij betrokken is, leidt tot gedeelde verwachtingen. Deze zorgen op hun beurt voor een verbetering van het leerproces en de leerresultaten.  

Deze tekst is een verdere uitwerking van de UCLL-visietekst rond werkplekleren (Castermans, 2018) die vanuit de opstart van de graduaatsopleidingen en op basis van eerdere onderzoeksprojecten, literatuuronderzoek, decretale definities, bestaande praktijken, etc. ontwikkeld werd. Sindsdien hebben het kennisplatform van Departement Werk en Sociale Economie (voormalig ODIN) van de Vlaamse overheid (2019), alsook VHLORA met haar position paper duaal leren/werkplekleren (2020) ervoor gekozen om de door UCLL ontwikkelde benadering van werkplekleren te gebruiken als voorkeursbenadering. 

Noot 

Deze tekst gaat enkel over het inhoudelijke kader rond werkplekleren. Verdere randvoorwaarden (financieel, voldoende kwalitatieve werkplekken, …) worden hier buiten beschouwing gelaten. 

1. Kader  

UCLL kiest voor praktijkgericht (trans)disciplinair leren als een ontwerpprincipe van haar onderwijsvisie Moving Minds DNA. Volgens dit ontwerpprincipe vindt leren in een krachtige leeromgeving zoveel mogelijk plaats, geworteld in en gestuurd door en voor de authentieke levensechte beroepspraktijk. Om praktijkgericht leren vorm te geven, zijn er heel wat varianten of modellen mogelijk. Werkplekleren is één van die varianten waarmee dit ontwerpprincipe wordt verwerkelijkt.  

2.  Het continuüm van werkplekleren  

In de codex secundair onderwijs1  en in de Memorie van toelichting bij het ontwerp van decreet betreffende de uitbouw van de graduaatsopleidingen binnen de hogescholen en overdrachtsmaatregelen voor de lerarenopleidingen2 wordt werkplekleren als volgt gedefinieerd: 

Onder de definitie van werkplekleren kunnen tal van werkvormen geplaatst worden, maar belangrijk is dat het moet gaan om leeractiviteiten. De activiteiten die studenten uitvoeren, hebben dan ook als eerste doel om competenties te verwerven, niet het creëren van economische meerwaarde. Het kan gaan om het verwerven en inoefenen van algemene en/of beroepsgerichte competenties en naargelang de werkvorm wordt er al dan geen arbeid verricht door de student (bv. wel bij stages, niet bij observatieactiviteiten). Er kan maar van werkplekleren worden gesproken, wanneer de arbeidssituatie de leeromgeving is. Aangezien het begrip arbeidssituatie ruim ingevuld kan worden, kunnen de leeractiviteiten georganiseerd worden in reële of gesimuleerde/realistische omgevingen, binnen of buiten de vestiging van een onderwijsinstelling. Onder reële omgevingen worden werkomgevingen verstaan waar er arbeid wordt verricht door werknemers onder toezicht van een werkgever. De keuze voor de werkvormen behoort tot de pedagogische vrijheid van de hogeronderwijsinstellingen, maar de onderwijsinstellingen zullen moeten streven naar de organisatie van leeractiviteiten binnen een reële arbeidssituatie. 

Aangezien er geen wetgevend kader is voor werkplekleren voor de professionele bacheloropleidingen, volgt UCLL het wettelijk kader voorzien voor de graduaatsopleidingen om werkplekleren te definiëren voor de graduaatsopleidingen en de professionele bacheloropleidingen. 

UCLL ziet werkplekleren als een overkoepelende term. Het is een containerbegrip voor verschillende soorten leeractiviteiten die gericht zijn op het verwerven van algemene of beroepsgerichte competenties, waarbij de arbeidssituatie de leeromgeving is.  

Met algemene of beroepsgerichte competenties op niveau 5 en 6 voor UCLL bedoelen we de domein- en opleidingsspecifieke leerresultaten, de bouwstenen van het Moving Minds DNA (MM DNA), beroepshouding van de opleiding etc.  

De arbeidssituatie wordt ruim ingevuld, het kan gaan om authentieke (reële) of gesimuleerde (realistische omgevingen), binnen of buiten de verschillende campussen van de hogeschool.  

De creatie van de verschillende soorten leeractiviteiten veronderstelt telkens een samenwerking tussen onderwijs en werkveld. De intensiteit van die samenwerking met werkveld kan, afhankelijk van de leeractiviteit echter verschillend zijn. Vandaar dat we werkplekleren voorstellen als een continuüm waarop we verschillende verschijningsvormen en varianten van werkplekleren positioneren. Op die manier geven we aan dat er een brede range is van mogelijke vormen van werkplekleren en dat dat deze vormen moeilijk in afgebakende hokjes/vakjes in te delen zijn.   

Op dit continuüm onderscheiden we aan beide uiteinden, twee soorten van leeromgevingen (zie figuur 1): 

1. Aan de rechterzijde van het continuüm situeren we die vormen van werkplekleren die plaatsvinden in een authentieke leeromgeving of reële arbeidssituatie. Dit is een arbeidssituatie waar er effectief arbeid verricht wordt door werknemers onder begeleiding/opvolging/toezicht van een werkgever, gericht op een reële doelgroep (klanten, patiënten, etc.) 

Bijvoorbeeld: leren en werken bij de dienst communicatie van marketingbedrijf, een onderneming starten en runnen (UCLL-pop up’s). 

2. Aan de linkerzijde van het continuüm situeren we die vormen van werkplekleren die plaatsvinden in een realistische leeromgeving of gesimuleerde arbeidssituatie. Dit is een leeromgeving die afgeleid wordt van de reële arbeidssituatie; een omgeving waarin de reële arbeidssituatie met andere woorden wordt nagebootst of gesimuleerd. 

Bijvoorbeeld: simulatie onderwijs zoals accountancy skills leren in een virtueel kantoor op de campus, labo’s.  

Figuur 1: Het UCLL-continuüm van werkplekleren  

2.  Het continuüm van werkplekleren met 5 dimensies 

1. Soort leeromgeving 

De soort van leeromgeving (gesimuleerd of authentiek) is de belangrijkste dimensie om vormen van werkplekleren op het continuüm te situeren. Op basis van ons onderzoek in samenwerking met het werkveld concludeert UCLL dat de keuze voor de soort van leeromgeving afhankelijk is van de aard van de opleiding en het bijbehorende werkveld waarvoor de student wordt opgeleid. Bepaalde opleidingen lenen zich uitstekend om van bij de start van de opleiding de student op een reële werkplek te laten leren. Andere opleidingen vereisen een bepaalde voorkennis of bepaalde vaardigheden en/of attitudes vooraleer de student op een reële werkplek veilig en met een maximum aan transfer kan leren. De meest essentiële vraag voor de keuze van de soort van leeromgeving is ‘hoe en waar leert de student het best?’. Het antwoord verschilt per opleiding en per opleidingsfase. 

Naast de soort van leeromgeving, onderscheiden we nog een 4 andere dimensies om de verschillende verschijningsvormen van werkplekleren te situeren op het continuüm: het leerdoel van werkplekleren, de rol van werkplekleren in het curriculum, de verantwoordelijkheid van de student in het werkplekleren en de mate van samenwerking met het werkveld om het werkplekleren te realiseren.  

2. Leerdoel van werkplekleren 

Werkplekleren kan verschillende leerdoelen hebben. Zo kan een student op school, in gespecialiseerde opleidingscentra via simulatieonderwijs (vb. rollenspelen, casusonderwijs, labo’s, virtueel kantoor, projectonderwijs,…) op veilige wijze, met veel ruimte tot experiment bepaalde vaardigheden inoefenen en attitudes verder ontwikkelen. De student kan geprikkeld worden door de eigenheid van een bepaalde onderneming door de lezing van een begeesterende gastspreker.  

Bedrijfsbezoeken bieden eveneens een goede mogelijkheid om een blik te werpen op het toekomstige werkveld (linkerkant van het continuüm). Reële praktijkopdrachten of -projecten laten de student toe om af en toe naar het werkveld te gaan, maar nog steeds on campus, in een betrouwbare omgeving voor een bestaande klant een product te ontwikkelen onder begeleiding van een lector (midden van het continuüm).  

Op de rechterkant van het continuüm plaatsen we die vormen van werkplekleren (zie: begeleid leren en werken op de werkplek) waarvan de leerdoelen gericht zijn op het  inoefenen en toepassen van competenties op een reële werkplek, die op school reeds deels of in zijn geheel zijn aangeleerd (vb. stage/beroepspraktijk op het einde van de opleiding waarin de student toont dat hij alle leerresultaten van de opleiding beheerst). Alsook die vormen van werkplekleren (zie: begeleid leren en werken op de werkplek) waarvan het leerdoel is dat de student competenties op een reële werkplek aanleert, zonder (of met minimale) voorbereiding in de schoolse context. Het met andere woorden, deels ‘uitbesteden’ van het curriculum aan het werkveld is iets wat voornamelijk bij de graduaatsopleidingen voorkomt.  

3. De rol van werkplekleren in het curriculum 

Deze dimensie behandeld het letterlijke en figuurlijke gewicht van werkplekleren in het curriculum (van links -eerder klein/ondersteunend- naar rechts -eerder zwaar/hoofdrol): 

-Hoe belangrijk is de rol van werkplekleren in het curriculum?  

-Behelst de vorm van werkplekleren weinig of veel studiepunten? (van links naar rechts) 

-Is de vorm van werkplekleren een los onderdeel in het curriculum (links) ter ondersteuning van andere didactische werkvormen in een OPO of vormt het de rode draad van het curriculum (de belangrijkste werkvorm in het curriculum), waar de andere OPO’s/leerlijnen of werkvormen op afgestemd zijn? 

Het werkplekleren gaat dan van eerder losse elementen/onderdelen (links) naar een sterke integratie en afstemming met de rest van het curriculum. Werkplekleren kan vormelijk op verschillende manieren in het curriculum ingebed worden: in lintvorm (d.w.z. tegelijkertijd leren en werken) of in blokvorm (alternerende blokken les of leren op de werkplek), geleidelijk aan en in toenemende mate, geïntegreerd in OPO’s of aparte OPO’s in een leerlijn ‘werkplekleren’, …   

4. De verantwoordelijkheid van de student in het werkplekleren 

Van links naar rechts op het continuüm: die vormen van werkplekleren waar de student weinig verantwoordelijkheid moet nemen (vb. naar gastlezing gaan, casussen maken) inzake het medebepalen/co-regisseren van zijn leertraject tot rechts op het continuüm (begeleid leren en werken op de werkplek) waar de student zijn leertraject meer in handen moet nemen door bijvoorbeeld zelf een leerwerkplek te zoeken, er mede over te waken dat hij alle leerdoelen ook effectief vervuld heeft op de leerwerkplek. 

5. De samenwerking met het werkveld 

Van weinig cocreatie tot intensieve cocreatie tussen onderwijs en werkveld met betrekking tot de verschijningsvorm van het werkplekleren. 

Er is weinig samenwerking onderwijs-werkveld naar een effectief engagement/ samenwerking met het werkveld.  Werkveld en opleiding/onderwijs delen dan verantwoordelijkheden met betrekking tot de kwaliteit van het werkplekleren of er zijn verdeelde verantwoordelijkheden/taken. Er zijn verschillende taken/rollen waar werkveld en onderwijs kunnen samenwerken, denk aan: screening/intake van studenten, het bepalen van competenties, de invulling van duaal leren, de begeleiding, de evaluatie en/of de opvolging van het duaal leertraject, … Aan de rechterkant van dit continuüm bevindt zich de samenwerking van onderwijs en werkveld rond het samen ontwerpen, uitvoeren en opvolgen van het kwaliteitsvol werkplekleren. 

De hogeschool blijft eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van werkplekleren. 

Linkerkant: schoolgestuurde opdrachten/projecten op de werkvloer: regie door de hogeschool  

Rechterkant: opdrachten/taken op de werkvloer: mee bepaald door student en werkveld, opleidingstrajecten met werkplekleren via een leergemeenschap van opleiding-werkveldpartners (vb. work-based learning in Ierland) 

Werkplekleren is een spectrum en vormen van werkplekleren zijn moeilijk in afgebakende hokjes te stoppen. In principe zijn er evenveel vormen van werkplekleren mogelijk als dat er partnerschappen tussen onderwijs en werkveld bestaan. Hierbij komt dat het werkveld voortdurend in beweging is (continue innovatie van producten en werkprocessen, conjuncturele schommelingen etc.) Ook dit heeft zijn weerslag op mogelijke vormen van werkplekleren en de competenties die via werkplekleren verworven kunnen worden.  

Definities/uitleg/voorbeelden van de verschillende verschijningsvormen van werkplekleren op het continuüm geven we hieronder weer: 

  • casusonderwijs: 
  • Gastlezing 
  • XR (extended reality): augmented reality, virtual reality, mixed reality 
  • projectonderwijs  
  •  bedrijfsbezoeken  

 Simulatie-onderwijs: Studenten voeren realistische opdrachten/taken uit in een gesimuleerde context voor fictieve klanten, patiënten, … – Skillslab/labo – Virtueel kantoor – Opleidingscentra van VDAB, T2-campus, satellietcampus UCLL Houthalen, Limtec,  etc.  

 (Praktijk)les op de werkplek: Docenten geven les op de sites van bedrijven en gebruiken de werkplek om hun lessen meer aanschouwelijk te maken en de studenten op een veilige manier onder te dompelen in de reële arbeidssituatie.  

 Training en opleiding op de werkplek. Studenten volgen trainingen/opleidingen georganiseerd vanuit de werkplek (in company training). 

 Reële praktijkopdracht of project. Studenten leren via een opdracht/project die ze uitvoeren voor een reële klant (bedrijf). De mate van samenwerking met de werkplek in kwestie doorheen het proces, kan verschillen van opdracht tot opdracht (of project tot project) vb.  Small business projects, InnovationLabs (Management), Junior Consulting Project (BaNaBa).  

  • Leerbedrijf 
  • Begeleid leren en werken op de werkplek: definitie invoegen, stage, beroepspraktijk, verkenning, participatie en integratie op de werkplek.  

Duaal leren? 

Aan de rechterzijde van het continuüm worden er ook enkele verschijningsvormen van werkplekleren weergegeven die op dit moment gebruikt worden in het secundair onderwijs. Het gaat hier over (*) ‘systemen van gelijktijdig leren en werken’. Dit wil zeggen dat de leerlingen in deze systemen op weekbasis enkele dagen doorbrengen op school en enkele dagen op de werkplek. Naast de leertijd van Syntra en het deeltijds beroepssecundair is het 3 jaren lopende proefproject ‘duaal leren: schoolbank op de werkplek’ dat sinds dit jaar (2019-2020) officieel gestart is in het secundair onderwijs hier een voorbeeld van. Intussen vindt duaal leren ook een ingang in het hoger onderwijs en volwassenenonderwijs via een reeks proeftuinen. 

Duaal leren is volgens de Vlaamse Overheid (2015): “De meest intensieve vorm van werkplekleren” en wordt bijgevolg uiterst rechts gesitueerd op het continuüm van werkplekleren. We spreken van duaal leren indien het een opleiding betreft waarvan de “competenties vooral op de werkvloer verworven worden. Hierbij wordt gestreefd naar 60% of meer op de werkvloer” (Vlaamse overheid, 2015).  

Bronnen 

  • Visietekst werkplekleren UCLL voor de graduaatsopleidingen 
  • Boud, D., and N. Solomon. 2001. Work-Based Learning: A New Higher Education? Milton Keynes: Open University Press.  
  • Brennan, L. 2005. Integrating Work-Based Learning into Higher Education: A Guide to Good Practice. Bolton: University Vocational Awards Council. 
  • Vlaamse regering. (2015). Nota aan de Vlaamse Regering: Duaal leren: een volwaardige kwalificerende leerweg. Brussel. 
  • Vlaamse regering. (2015). Conceptnota bis: Duaal leren: een volwaardige kwalificerende leerweg. Brussel. 

Je miste